Bij grensoverschrijdende verkeersongevallen in de drukke havenstad Rotterdam, zoals op de A20 of Erasmusbrug, bepaalt de Rome II-verordening welk recht de hoogte van smartengeld en andere vergoedingen regelt. Verschillen tussen EU-landen zijn groot: Nederlands recht, toegepast door de Rechtbank Rotterdam, kent vaak hogere immateriële schadevergoedingen dan bijvoorbeeld Duits recht, wat gunstig is voor lokale slachtoffers.
Toepassing in de praktijk rond Rotterdam
De hoofdregel (artikel 4(1)) wijst naar het recht van de plaats delict. Een ongeluk in Spanje met Rotterdamse slachtoffers leidt tot Spaans recht, met lagere smartengeldtarieven. Uitzondering via artikel 4(2) kan Nederlands recht activeren bij gemeenschappelijke woonplaats, ideaal voor Rotterdammers met familiebanden in het buitenland.
Schadeposten omvatten medische kosten via het Rotterdamse Ikazia Ziekenhuis, inkomensverlies voor havenwerkers en huishoudelijke hulp. Bewijslast verschilt: in Angelsaksische invloeden ligt deze bij de dader, terwijl continentaal recht strenger is voor slachtoffers. De Rechtbank Rotterdam hanteert strikte eisen voor bewijs in letselzaken.
Verjaringstermijnen variëren; drie jaar in Nederland versus twee in België. Rechtbanken passen Rome II strikt toe, zoals in zaak C-45/13 van het HvJEU, waar woonplaats doorslaggevend was. Lokale advocaten in Rotterdam adviseren slachtoffers van ongevallen op de Westersingel of Kralingse Plas om dit te benutten.
Advies: Rotterdamse slachtoffers moeten woonplaats en delictplaats documenteren voor optimale claims bij de kantonrechter. Verzekeraars, zoals die van de Rotterdamse havenbedrijven, gebruiken dit voor onderhandelingen.